1376. Iets op zijn lever hebben,
d.w.z. iets op zijn hart hebben; iets hebben dat drukt; ook: schuldig zijn aan iets. Vgl. Tuinman I, 16: Hy heeft wat op zyn lever, dit wil zeggen, hy is zich bewust, dat hy aan iets schuldig is; Harreb. II, 21; Ndl. Wdb. VIII, 1817; Gallée, 26; Breuls, 87; Jord. 288: En.... en.... ikke.... seg.... seg wet ikke op me leifer hep; Jord. II, 258: Zij, die anders alles dadelijk uitflapte en wat haar kwaadaardig kriebelde van de lever spoog, wrokte nu van binnen; Antw. Idiot. 760: Iet op zijnen lever hebben, op zijn geweten; Teirl. II, 210; Tuerlinckx, 366; Wander II, 21: etwas auf der Leber haben.