Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett–1370. In het leven zijn,Ga naar eind1370d.w.z. een ontuchtig, licht leven leiden (van eene vrouw gezegd), op de baan loopen, banen, tippelen (Köster Henke, 69Ga naar voetnoot1)). Vgl. Nachtkr. 99: Een vrouw die al jaren in 't leven was; Jord. II, 65; 66; 74; 184; enz. In de middeleeuwen kent men vrouwe van den levene, lichtekooi; in den leven sitten, een ontuchtig leven leiden; vgl. Leid. Keurb. 265, 104: Van den deernen, sittende in den leven; 253, 81: Man of wijf, die deernen in den leven houden; 100, 120: So wat vrouwe die van den leven sijn (Mnl. Wdb. IV, 437; VII, 1174). Hiernaast in het Mnl. in 't openbaar leven sitten, publieke vrouw zijn; vrouwen van lichten levene; Kiliaen: In tleven sitten, in prostibulo agere. Ook in 't plezierleven zijn (in Jord. II, 362). Vgl. fr. faire la vie, een slecht leven leiden; une femme de vie, een meisje van pleizier. |
|