Welters, 101: In de lapmand zitten, onpasselijk zijn; Breuls, 93: Er is in de lappekurf; zie ook Ons Volksleven VIII, 228; Nkr. IX, 10 Juli p. 6: Sterk was-ie nooit geweest. Elken winter ging-ie minstens 'n paar weken de lappenmand in; Haagsche Post, 1918, p. 52 k. 2: Zooals gezegd: de voetbalsport ligt in de lappenmand, de wintersport viert hoogtij. In Friesland zegt men hy is yn 'e miezel of yn 'e lapdoaze; hy is yn 'e fisel, hij is in den vijzel, onder geneeskundige behandeling; en van een vrijster, die geen kans meer heeft om te trouwen: de faem is yn de fodkoer (= voddenmand; zie Nav. 44, 60). Synoniem met onze uitdr. is ook het Zaansche: hij leit in den kattebak (Boekenoogen, 406) en het Westvlaamsche in slavent liggen (De Bo, 1030; Schuerm. Bijv. 301).