Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1344. Dat is maar larie(farie),Ga naar eind1344d.w.z. dat is maar zot geklap, gekheid, apekool. De oorsprong van dit woord larie kan men zoeken ‘in den kerkzang: la re, de aanduiding van den eersten kerktoon of Dorischen modus (dominante la, finale re) en fa re van den tweeden kerktoon of hypodorischen modus (dominante fa, finale, re). Dat is larie of lariefarie zal dan oorspronkelijk wel beteekend hebben: Dit is al zoo overstaanbaar als een Latijnsch kerkliedje’.Ga naar voetnoot1) De uitdr. komt in de 18de eeuw voor (o.a. C. Wildsch. VI, 240). Larie hebben, drukte hebben (Menschenw. 316). Als variant komt voor dat is maar lariefarie; hd. Larifari en dat is maar lariekoek, zoete koek; zie Molema, 238 b: da's moar larrie, ook larriefaks of larriefarrie; V. Schothorst, 164; V. Weel, 119; Villiers, 71; Ndl. Wdb. VIII, 1104. Vgl. ook den uitroep larie! gekheid, maak dat anderen wijs! |
|