1340. Voor 't lapje gaan,
eene uitdrukking, die wil zeggen vóór den wind gaan, waarvoor men in de 17de eeuw zeide voor 't laaken gaan, waarbij men met laken een zeil bedoelde; zie Winschooten, 132: ‘te scheep noemen sij laaken een seil’. Ook werd het van de zeilen van een molen gezegd; vgl. Huygens VI, 1: De Molen heeft voorwind, en 't waeyt voor in syn laken. Onder lap(je) moet men eveneens het zeil verstaan (zie B.B. 364: Het groot zeil.... de groote lap gaat los en het zeil wordt gezet; bl. 489: De lappen er maar weer op, stuurman). Vgl. W. Leevend, IV, 334: 't Is my altyd voor 't lapje gegaan, hoewel ik het op Gods zegen, maar nooit op zijn weer en wind heb laaten aankomen, maar zelf te roer stond; P.K. 121: Komaan maat, zeil maar voor 't lapje weg, riep oom; De Padvinder, 1912, 606: Ze laten zich voor het lapje van den Zuidwal in de richting van Hoorn afzakken; Ndl. Wdb. VIII, 1090; fri. flak foar 't lapke, vlak voor den wind, bij 't zeilen. Vgl. voor top en takel gaan (hd. vor Top und Takel segeln), zonder zeilen voor den wind gaan; bij overdr.: van een leien dakje gaan.