1339. Iets in den lap laten hangen,
d.w.z. iets verwaarloozen, laten loopen; vgl. Handelsblad, 10 Sept. 1921 (A), p. 2 k. 2: De waarnemende penningmeester had den boel maar in den lap laten hangen, gezien deze niet bijzonder rooskleurige toestand; 8 Sept. 1921 (O), p. 3 k. 1: De wethouder had het op een ongelukkige manier in den lap laten hangen en een allertreurigst figuur geslagen. Inden lap loopen, d.i. verslappen, misloopen, verkeerd afloopen; Handelsblad, 12 Febr. 1919 (A), p. 2 k. 3: De schrijver bestrijdt het denkbeeld van dr. Bonebakker, die in elke onderwijsinrichting een schoolbioscoop zou willen