Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1319. Het is maar lak,Ga naar eind1319d.w.z. het is maar gekheid, bedrog, fopperij, larie. Vgl. Lvl. 11: 't Leven is niks, lak, larie; Nkr. V, 24 Juni p. 4: Zijn sociale wetten zijn allemaal maar lak; VII, 29 Maart p. 2: Al heb ik hooren verkondigen, dat de principes maar lak zijn; Onderm. 12: Het is allemaal lak dat rijmen, dat lijmen; in 't fri. it wier lak, de boel is lak (= mis). Lak hebben aan iemand of iets, om iemand of iets niets geven, er maling aan hebben; | |
[pagina 528]
| |
vgl. Dievenp. 46: Tot-ie er ten laatste uitflapt, dat hij lak heeft aan de heele zaak van den ander; Sprotje, 40: Ze het lak aan de jongens, ze kan d'r krijge zooveel ze maar wil; Köster Henke, 38; Het Volk, 13 Sept 1913, p. 6 k. 4; Handelsblad, 28 Oct. 1913, p. 6 k. 1; Prikk. V, 26: Jouw ridderordes hebben we anders braaf lak aan. In het mnl. bestaat een bijv. naamw. lak, laf, flauw, loszinnig, eene beteekenis, die ook in het mnd. en thans nog dialectisch in het hd. voorkomt. De oorspr. bet. kan, evenals bij de stammen laf, lef, maf en makGa naar voetnoot1), die van slap, moede geweest zijn, waaruit zich die van flauw (vgl. fri. lakswiet, flauw zoet), zouteloos, zot heeft ontwikkeld. Hoogstwaarschijnlijk heeft lak die oorspr. beteekenis van slap, uitgeput nog in luilak,Ga naar voetnoot2) in Westphalen lûlapp (Woeste, 165 a), d.i. iemand, die lui en lak is (vgl. bij Hooft: luiledig); die van zouteloos, flauw heeft het nog o.a. te Deventer en in Twente, waar men spreekt van 't èten is te zolt of te lak (Draaijer, 23). Vgl. verder het fri. it is lakmoes, mis, vergeefs; het gron. da's moar lak mit ouweltjes (Molema, 235 b; Harreb. II, 3; Sprotje II, 98), voor welk achtervoegsel men vergelijke ‘iemand zijn feilen (fouten) en boenders aantoonen’; het 's-Gravenhaagsche ‘daar was een heele foelie (fr. foule) en notenmuskaat’Ga naar voetnoot3), het Zuidndl. aantjes, hinnekes en kieskes smijten (keilen), waar de twee laatste woorden door de verkeerde opvatting van aantjes als haantjes en niet als eendjes er aan zijn toegevoegd (Kinderspel III, 15). Volgens het Ndl. Wdb. VIII, 927 evenwel hebben we met een fig. toepassing van lak, vernis te doen; 't is maar lak zou dan eigenlijk zijn: 't is maar vernis, 't is maar een uiterlijke schoone schijn; terwijl Franck- v. Wijk, 367 als waarschijnlijk aanneemt, dat we er een overdrachtelijke bet. van lak, gebrek, valsche beschuldiging in moeten zien. |
|