1289. Dit steekt (of zit) mij in den krop,
d.w.z. ik ben er gebelgd over; ik kan het niet verkroppen (vroeger en thans nog in Zuid-Nederland kroppen) of niet vergeten. Vgl. Campen, 100: het steekt hem noch al in syn krop, dat aldaar gelijk gesteld wordt aan hy can dat niet cauwen (of verduwen); zie verder Hooft, Ged. I, 147; Brieven, 307; Bank. I, 28; bij Pers, 375 b: in de krop liggen; Halma, 292: Dat stak hem in de krop, daar was hij quaad om, cela lui tenait au coeur, il ne pouvait digérer cela; Tuinman I, 110; 235; Harreb. I, 452 a; Villiers, 69. Vgl. het eng. that sticks in his gizzard, dat zit hem dwars in zijn maag, dat hindert hem. Vroeger ook ‘dat steekt mij op de krop’. In Twente: dat kropt mi; fri. dat stiket him yn 't krop.