ollula tam fertur ad aquam, quod fracta refertur; donec fracta cadit, ad fontes amphora vadit (Bebel no. 27; Werner, 22); vgl. Goedthals, 18: de canne gaet so langhe te water, datse breckt, tant va le pot a l'eau qu'il brise; den roukeloose magh seven reysen wel slaen, maer eens qualick; Spieghel, 297; Brederoo I, 211: Een kruyck gaat soe langh te water tot datse barst; Six v. Chand. 454: De kruik die werd zoo langh vervarscht met waater haalen, tot se barst; Gew. Weeuw. I, 49: De kruyk zoo lang te water gaat dat ze van den Hengel valt; Spaan, 128; Harreb. I, 305 a; III, 222; Ndl. Wdb. VIII, 403; Waasch Idiot. 323; Ons Volksleven V, 162; fri. de krûk giet sa lang to wetter ont er de hals brekt. Ook in andere talen is het spreekwoord bekend; vgl. fr. tant va la cruche à l'eau qu'elle se casse; hd. der Krug geht so lange zu Wasser, bis er bricht; eng. the pitcher goes so often (or so long) to the well till it comes home broken at last. Voor het nd. vergelijke men Taalgids IV, 259; Eckart, 293.