1269. Krakende wagens loopen (of duren) het langst,
d.w.z. zwakke, ziekelijke menschen leven somtijds zeer lang; in Gron. kraokwoagens loopen 't langst; in 't oostfri. krâkwagens gân lank; in Zuid-Nederland krakende kerren (wagens) rijden 't langst of ver, het verste (Schuermans, 285 en 287; Joos, 142; Waasch Idiot. 370 a; Antw. Idiot. 621; Teirl. II, 180: krakende kerre rije' verre). Het is een oude zegswijze, die we in de 16de eeuw eenigszins anders al vinden bij Plantijn: een crakende kerre gaet wel verre; Campen, 113: kraeckende waeghens die gaen oeck al voert; syn. van leede palen staen alder langest (ald. bl. 68); bij Gruterus I, 112: krakende wagens gaan alderlangst voort; Spieghel, 298; De Brune, Bank. 143: de krakende wagen zal het gaende houden; zie Halma, 286; Sewel, 416; Tuinman I, 160; Harreb. III, 357; Twee W.B. 117: Krakende wagentjes duren 't langst; Wander IV, 1726; in Limburg: krakende raders vallen niet ('t Daghet XII, 128). Ook spreekt