Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 500]
| |
(Antw. Idiot. 1555); hij heeft den (on)bezorgden kostGa naar voetnoot1) of is bij St. JorisGa naar voetnoot2) in den kost of te gast, zooals in de 17de eeuw gezegd werd, veelal van verzorgden in liefdadige gestichten, hofjes, enz. (Ndl. Wdb. VII, 442; X, 1157; Winschooten, 243); syn. van eten uit den korf zonder zorg (in Peet, 10). De uitdrukking dateert uit de 17de eeuw en komt voor bij Winschooten, 243; Kluchtspel II, 20; bij V. Eck, 98 in den zin van ‘wij behoeven niet meer voor den kost te zorgen, want we zullen omkomen’: Wij keecken malkanderen met bedroefde oogen aen, denckende dat ons de kost al gekocht wasGa naar voetnoot3); C. Wildsch. VI, 240: Nu je zo met de pen kunt omgaan en ieder aan 't schreien helpen, nu is je kost gekocht; V, 269: En gij deed als een deftig man, en als een Burgemeester voegt, dat gij haar kost kocht; Harreb. I, 442; Mgdh. 51: Als ze 't hier boeren kon, was haar kost gekocht voor 't heele leven; Nkr. VI, 24 Febr. p. 2: Ziezoo Aristides, sprak Theo de jolige, ons kostje is weer voor een paar maanden gekocht; Nw. School III, 335. Vgl. ook Antw. Idiot. 1840: zijn kosten koopen, een kosthuis hebben, ergens in den kost zijn. |
|