1255. Kort van stof zijn,
d.w.z. weinig woorden gebruiken, opvliegend, driftig zijn; kort aangebonden zijn, of zooals de Zuidnederlanders zeggen kort keeren, kort ingespannen of kort gerokt zijn (De Bo, 560; Schuermans, 281; Joos, 87). Vgl. Halma, 615: Kort van stof zijn, oploopend of haastig zijn, être coléré prompt, emporté, waarvoor men o.a. in Twente zegt: doadelik op 'n einde wêzen; fri. hy is daedelyk op in ein. Zie no. 10 en Waasch Idiot. 366: kort van stof of van draad zijn, licht gramstorig; Teirl. II, 190: kurt van stof zijn, opschietend, opbruisend zijn; ook hij es zoo kurt as kaf, naast kurtaf zijn, bitsig, spijtig zijn (Antw. Idiot. 1839).