1242. Kop noch staart,
in de zegswijze ‘daar is kop noch staart aan te vinden’, daar is geen verband in, d.w.z. begin noch einde aan te vinden, daar is niet uit wijs te worden. Vgl. Rein. II, 4220: Hi laet sijn reden staen ten halven sonder hooft of sonder steert; Servilius, 109*: ten heeft hoot noch steert dat hy seyt; Sart. I, 1, 49: ick weet noch hooft noch staert van 't geen hy seyt; VII, 10: ick weet daer hooft noch staert af; zie verder Winschooten, 87; Tuinman I, 212; Halma, 223; Harreb. III, 265; Nkr. II, 17 Mei p. 5; Prikk. IV, 17: Het opdringerige kereltje kon er kop noch steert aan krijgen dat eene dame aldus zijne moden kon misprijzen. In de 18de eenw schijnt ‘hoofd’ plaats te hebben gemaakt voor ‘kop’; vgl. C. Wildsch. I, 58: 't Heeft kop noch staart. In Belg. Brab. kop noch steert aan iets kunnen krijgen, er geen gat in zien; Land v. Waas: daar is hoofd noch steert aan, ik versta niets van wat ge zegt; Antw. Idiot. 1836; Teirl. II, 173: geene kop an iet krijgen, het niet begrijpen. Elders in Zuid-Nederland: deur noch dorpel aan of door iets zien (Schuermans, 93). In Deventer: ik kan d'r gîn start of stelle an vast maken (Draaijer, 39 a). In het gri. ἀκέφαλος μῦθος (Zenob. I, 59); in het Latijn: nec caput nec pedes (of pedem) habere (Otto, 74; Wyss, 66). De Duitschers zeggen: die Rede hat weder Hand noch Fusz; nd. dat heft weder Kopp noch Stêrt (Eckart, 284); fr. cela n'a ni queue ni tête, dat is onzin; eng. a story without head or tail; I cannot make head or tail of it; fri. der is gjin kop noch stirt oan te finen, geen begin of einde; afrik. nie kop of stert van iets kan uitmaak nie, er niets van begrijpen.