Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1228. Dat is een kolfje naar zijn hand,d.w.z. dat bevalt hem best, dat is iets naar zijn zin; dat doet hij graag, dat is 'en kaantje nê zen hand, zooals men in de Zaanstreek zegt: ontleend aan het vroeger algemeen voorkomende kolfspelGa naar voetnoot1). Volgens het Ndl. Wdb. III, 1823 moet men onder kolfje verstaan een kolfslag dien men gemakkelijk maken kan, of van welken men persoonlijk recht ‘den slag’, juist ‘het handje’ heeft. Men zou kunnen vragen of niet eerder te denken is aan den kolfstok, waarmede de bal wordt voortgeslagen. Men voelt bij het kiezen daarvan naar de zwaarte, evenals dit met eene keu geschiedt bij het biljarten. Vgl. Sartorius II, 9, 95: Ad pedem meum quadrat: dat is een kolf nae mijn handt; Pers, 184 a; Kluchtspel II, 103; Rusting, 416; Noozeman's Lichte Klaertje, 6: Wel dit komt nae mijn sin, een kolfje nae mijn hant; Gew. Weeuw. III, 46; Van Effen, Spect. VII, 59; 116; IX, 117; Sewel, 313: Dat is een kolfje naar zyn hand, that is a good thing for him, much at his liking; Harreb. I, 276; Krat. 199; Dievenp. 108; Het Volk, 7 Maart 1914, p. 5 k. 1; Schoolm. 243; Schuermans, 274; Joos, 94; 103; 122; Taalgids IV, 253; oostfri. dat is 'n grâp na mîn hand (Ten Doornk. Koolm. I, 674). |
|