Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1214. Iets voor zoete koekGa naar voetnoot2)) opeten (slikken of opnemenGa naar voetnoot3)),d.w.z. iets gewillig verdragen, doen alsof men het onaangename niet bemerkt; iets voor goede munt aannemen, iets goedwillig gelooven. De uitdr. schijnt eerst in de 19de eeuw voor te komen; zie o.a. Harreb. I, 426; Nkr. III, 14 Maart p. 4; Het Volk, 13 Febr. 1914, p. 5 k. 4; Nest, 53; 69; Sjof. 199; Het Volk, 6 April 1914, p. 5 k. 1: En denkt S.S. nu werkelijk, dat de lezers van ‘Het Volk’ alles voor zoete koek opeten? De Arbeid, 6 Dec. 1913, p. 3 k. 3: Zij nemen het voor zoete koek aan (gelooven het). Wel komt in Com. Vet. 70 voor: ‘Souw hy dan moghen van de Meers in de back schijten en laeten het voor koek op eeten’, doch hier treedt de letterlijke bet. nog op den voorgrond. Vroeger zeide men ‘Hy moet dat voor suiker opeeten’. Dat zegt men, als yemand iets moet verkroppen en verzwelgen, 't geen hem bitter | |
[pagina 482]
| |
en tegen de borst is, zonder dat hy eenig misnoegen of afkeer durft laten blijken’ (Tuinman I, 323). Vgl. hiermede Sart. III, 1, 7: hy neemtet al in 't goet, al voor suycker; Hooft, Brieven, 256 (iets in suiker opetenGa naar voetnoot1)); Pers, 351; 460: iets voor suycker opeten; Hooft, Verl. Soon, 28: voor suiker ineten; zie ook Poirters, Mask. 312; W. Leevend III, 37; Halma 457; V. Janus, 155; Ndl. Wdb. XI, 673; 889 (voor suiker en banket opkauwen; 17de eeuw); enz. Vgl. verder het Zaansche iets niet uiten zoete opkunnen en iets voor ruw hooi opeten, zich eene onaangename bejegening niet stilzwijgend laten welgevallen (Boekenoogen, 1090 en 1265); in het Friesch ik wol alles net for swiete koeke of in swiet sûkerparke (suikerpeertje) op-ite of opnimme; vgl. fr. avaler qqch doux comme du lait. |
|