Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 479]
| |
oudste plaats, waar deze spreekwijze staat opgeteekend, is Campen, 63: mislick waer een Koe een Haese vangt (zie ook De Bo, 547), dat hetzelfde beteekent als de tegenwoordige spreekwijze, en te vergelijken is met: een blint man scoot een quackele (Prov. Comm. 343) of een blint man schiet somtyts wel een craye (Servilius, 35*; Idinau, 80; Taalgids V, 168). Zie verder Westerbaen I, 411: Oock is 't mee al waer bevonden, dat een haes voor snelle honden afgeloopen vrij en los, is gevangen van een os; Hooft, Schijnh. 407: 't Is doch wel geschiedt dat een koe een haes vingGa naar voetnoot1); Focquenbr. Eneas, 83, vs. 8: Zoo vingh de koe een haas; bij Coster, 26, vs. 509 lezen we: Mogelijck of hy een Koe voor een Haes vangt, dat voor eene verbastering moet worden gehouden. In Zuid-Nederland zegt men thans nog: wie weet hoe een koe een haas vangt, syn. van wie weet hoe een advocaat in den hemel komt, voor dat kan misschien gebeuren (zie Joos, 181; 82); Tuerlinckx, 332: een koe kan wel een haas vangen, d.i. een blinde hen vindt soms een korrel; in Limb. men weet niet hoe een peerd nen haas kan vangen ('t Daghet X, 183); Antw. Idiot. 523: Ge kunt niet weten hoedat 'en koei 'nen haas vangt; Waasch Idiot. 200 a: Ge kunt niet weten hoe een boer 'nen haas vangt, al ware 't op 'nen eegtand; vgl. Harreb. III, 211 en het Friesch: de bline (de blinde) het in hazze fongen; bitelje as de kou in hazze fangt (nooit betalen) en in kou kin wol in hazze fange (as hja der mar op wâddet (trapt) of, zooals ook in het stadsfri. gehoord wordt: in een nauw straatsje). Ook in het Provençaalsch der 12de eeuw komt reeds voor: Ik ben de man, die den wind verzamelt en die met de koe een haas vangt; in 't Grieksch is ook bekend: hij jaagt hazen met een os of jaagt op hazen met een koeGa naar voetnoot2); het eng. a cow may catch a hare; fr. une vache prend bien un lièvre (verouderd; vgl. Le Roux de Lincy I, 204). |
|