1205. Achter de knoopen hebben,
d.w.z. opgedronken (alcohol) of opgegeten hebben (zie Van Effen, Spect. XI, 117). In de 17de eeuw ook achter de knopen steken, opdrinken, o.a. Gew. Weeuw. III, 48 en vgl. Van Effen, Spect. IV, 40; XII, 88. Natuurlijk staat achter de knoopen gelijk met ‘in de maag’. Ook in Groningen kent men deze uitdr. voor (eenige fleschjes) geknapt, 17de eeuw gekraakt, hebben, of zooals men in Zuid-Nederland zegt: gekaduind of geknotst hebben (Schuerm. Bijv. 143; Antw. Idiot. 681; Molema, 534). In West-Vlaanderen kent men achter zijn krage, bachten zijn krage steken, in den zin van opeten, doorslikken (De Bo, 565); in het Zuid-Oostvlaamsch iet in zyn krage (hals) draaien, lappen of slaan (Teirl. II, 179); in zijn kamizool slaan (Tuerlinckx, 301); in ze gortse (fr. gorge?) sloon (Maastricht); achter zijn hemdrok steken (Goeree en Overflakkee), waarmede te vergelijken is het Ndl. er een achter zijn halsdoek knoopen in den zin van: een borrel nemen, syn. van het fri. ien achter 't fesje (vestje) of de knoopen gieten; hd. ein Glas hinter die Binde gieszen. In P.K. 21: Die kemediante-lui benne door de bank nogal van berg 'm maar weg achter je stropdas.