Tien Vermakelikheden des Houwelyks, anno 1678, bl. 138: Niemant vergeet u toe te wenschen dat gy toekomende jaar een dochter by uw zoon, of een zoon by uw dochter moogt hebben, meynende dat het spul dan volmaakt, en gy geweldig in uw knoltuyn zijn zoudt; zie ook Gew. Weeuw. III, 69; Harreb. I, 421; Nkr. I, 23 Juni p. 2; III, 13 Juni p. 2; VI, 24 Febr. p. 2; 21 Dec. p. 2. In de Br. v. Abr. Bl. I, 44; 64; 128; C. Wildsch. II, 155; III, 25; VI, 97, enz. komt voor in zijn tuin zijn. Te vergelijken zijn uitdrukkingen als: hij is nu recht op syn koeweyde (Campen, 122; Coornhert, Van den thien Maeghden, fol. 471); Sart. II, 6, 33: hier is hy in gras-duynen; hier is hy in zyn schick, in syn koewey, oorspr. natuurlijk van eene koe gezegd; in zijn veld zijn (Tuinman I, 241); op de deune zijn (Twente); in zijn hof zijn (Harreb. I, 313); op zijn dreef zijn (zie no. 489); op zijn oude doft (= roeibank) zijn; hij is in zijn bouw; fri.: hy is yn syn bou (bouwland) of yn syn kouwefinnen (veeweiden); uit zijn loef (eig. dol van een roeiriem) zijn, niet in zijn schik zijn (Schuerm. Bijv. 188); hij is in zijn klavergers (De Bo, 527; Schuerm. 247 b); in zijn weêre zijn (De Bo, 1375); op z'n kantoor zijn (Onze Volkstaal I, 37; Sart. I, 7, 57 en vgl. C. Wildschut I, 47: op zijn comptoir zijn) en het Zaansche op zijn raap zijn, in zijn polder zijn en weer op de klaver zijn (Boekenoogen, 804 en 441), hersteld zijn na eene ziekte; op zijn akkertje zijn (in Jord. 307); in zijn folion zijn (S. en S. 31); vgl. het eng. to be or live in clover, in gelukkige omstandigheden verkeeren, in weelde leven. In het Latijn zeide men in arena sua esse (vgl. o.a. Sart. III, 7, 40).