Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1195. Daar zit 'em de kneep,d.w.z. daar zit de moeilijkheid; daar houdt het 'em (vgl. eng. there is the rub), dat is ten aap (Maastricht); bij Winschooten, 183: Daer leit de kneep, dat wil zeggen daar houdt het, knijpt het, zit het vast; Tuinman I, 232: daar ligt de kneep, dat wil zeggen de klem der zaak; vgl. | |
[pagina 474]
| |
hd. da sitzt der Haken; eng. thats just the kink of it. Eene andere hieruit voortvloeiende beteekenis heeft kneep in de uitdr. de kneep vatten (zie Tuinman I, nal. 13 en Van Effen, Spect. VII, 198) naast den kneep weg hebben, het geheim der zaak of handeling gevat hebben (Tuinman I, 233; Chomel II, 1257: Gelyk 'er Valken van een leerzamen aart, en min leerzame zyn, zo ziet men 'er somtyds, die de kneep de eerste, of twede sprong al weg hebben) en de knepen kennen (Harreb. I, 419. Teirl. II, 155). Hier heeft dit woord de bet. van listige kunstgreep, streek, in welken zin het ook door Halma en Sewel wordt vermeld en eveneens in het Nederduitsch bekend is; Afrik. daar lee die knoop. Vgl. Wander II, 1429; Eckart, 274: he wêt de rechten knêpe; he is vuller knêpe; Molema, 46 b; hy het de knepen yn 'e mouwe; der sit 'm de kneep; hd. den Kniff kennen; Kniffe hinter den Ohren haben (Wander II, 1431Ga naar voetnoot1)). |
|