Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1192. Iemand met een kluit(je) in het riet sturen,d.w.z. iemand met een mooi praatje afschepen, hem den mallen dijk opzenden (17de eeuw), hem met een santje uit de kapel zenden (zuidndl.). De zegswijze komt in de 18de eeuw voor in Willem Leevend V, 132 en VII, 341; verder bij Harreb. I, 148; Het Volk, 30 Oct. 1913, p. 5 k. 2: Dat de Raad als 't ware wordt afgescheept met allerlei praatjes, met een kluitje in 't riet wordt gestuurd; 3 Febr. 1914, p. 5 k. 2; 25 April 1914, p. 1 k. 4; De Arbeid, 31 Jan. 1914, p. 4 k. 2: De steller van genoemd artikel verwijt mijn broer dat hij met een kluitje in 't riet is gestuurd; Nkr. VII, 1 Febr. p. 4, enz.; Afrik. iemand met 'n kluitjie in die riet stuur. Misschien wil kluitje hier zeggen kleinigheid en vandaar eene nietige uitvlucht, een onbeteekenend praatje, zooals het 18de-eeuwsche klommerGa naar voetnoot2) en kakkerlakje; eig. een onbeduidend insekt, maar ook | |
[pagina 473]
| |
een ‘uitvlucht’; vgl. Sewel, 374: hy zogt het met een kakkerlakje (uitvlugtje) goed te maaken. In het riet sturen is van zich afduwen, op zij schuiven, zoodat de geheele zegswijze, op deze wijze verklaard, hetzelfde beteekent als het vroeger gebruikelijke iemand met een (soet) praatje afzettenGa naar voetnoot1). Het is evenwel ook mogelijk dat men heeft willen zeggen: door 't gooien van een kluitje een schip naar den kant doen gaan; fig. iemand met een middel, dat er eigenlijk niet voor deugt en er niet geschikt voor is, toch op zij doen gaan, van zich afschuiven, iemand met een houtje van den kant duwen (Goeree en OverflakkeeGa naar voetnoot2)), zoodat de zegswijze dan te vergelijken is met een (iemand) lubben met een beenen mesje, plumbeo jugulare gladio, est futili levique argumento convincere quempiam (Sart. II, 5, 85); iemand met een vossestaart het hoofd afzagen (zie Kluchtspel II, 153). |
|