Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1183. Aanhangen als eene klis (of als klissen),d.w.z. steeds bij iemand blijven, hem steeds vergezellen, niet loslaten, als ware men aan hem verbonden, aan hem vastgekleefd, zooals een klis dat doet. Onder een klis verstaat men namelijk een stekeligen knop van klissekruid, die op wollige stof geworpen, daaraan vastkleeftGa naar voetnoot1). In de 16de eeuw komt de zegswijze voor bij Anna Bijns, Nieuwe Refr. 122: Mijn hertken hangt aen u gelijck een clesse; Refr. 163: tVolck hinghe hem ane gelijck een clesse. Zie verder Servilius, 196 en 266*; Sart. II, 9, 42; IV, 47; Hooft, Ged. II, 222; Harreb. III, 257; Nkr. IV, 10 Juli p. 4: Zij hangen, broeders in het kwaad, als klissen aan elkander; De Bo, 534 b; Antw. Idiot. 667; Bouman, 55: ze hangen aan als klissen, als kladdebossen. Eene synonieme uitdr. was aanhangen (of aanhouden) als een klad; zie o.a. Korenbl. II, 258; Brederoo I, 288 (ze hing men om tlijf as ien klat); Warenar, vs. 368, waarin klad hetzelfde beteekent als klis; op elkaar hangen als klitten (in Kalv. II, 210). In Groningen: zij hangen an'kander als klarren (Molema, 202 b); in Deventer: aanhangen as klassen (Draaijer, 20 a); in Twenthe: dat hangk an mekaar as drek an 't rad, van slecht volk dat elkander bijspringt, zoo gauw men iets met een van hen te doen heeft; in het Haspeng. oaneenhangen als eene klis (Tuerlinckx, 323); hd. sie hängen an einen wie eine Klette; eng. to stick to a person like a bur. |
|