1182. Tegen de (doode) klippen aan (of op),
geweldig, uit alle macht, in hooge mate; eig. in zulk een hooge mate als de klippen zich verheffen; vgl. torens hoog liegen. Zie Harreb. I, 415: hij liegt tegen de klippen aan, d.i. de klippen weerkaatsen zijne leugens; tegen den ouden dood an of in Zuid-Nederland tegen penningzestien op (De Cock2, 309); Boekenoogen, 452: tegen de (of alle) klippen an, uit alle macht, brutaal, zonder zich aan iets te storen, zooals eten, stoken tegen de klippen an; 't Daghet XII, 128: liegen tegen de klippen der hel op; in 't Friesch: lige, sûpe, pronkje tsjin 'e klippen oan; Van Dale: tegen klippen en bergen op liegen; tegen alle klippen liegen; De Arbeid, 14 Febr. 1914, p. 1 k. 1: En opgeschept en gebluft werd er tegen de klippen op; Nkr. V, 2 Sept. p. 3: Dat is een leven! Je eet hier tegen de dooie klippen op en het kost je geen cent; Schakels, 71: Hij valt over alles..... redeneert tegen de dooie klippen op; Nkr.