1181. Van klink!
Bijv. in de uitdrukking een tree van klink! die we lezen bij Staring, Jaromir te Praag, vs. 58, dat wil zeggen: een trap van wat-ben-je-me (scil. groot), van-heb-ik-jou-daar (vgl. 17de eeuw lechtseme daer) en dus gelijkstaande met van klinkum, van raak um, van patsum; zie Taal en Letteren II, 319; Tuinman I, 254; C. Wildsch. III, 48: Een brief van klink; Halma, 269: Een bewijs van klink, une preuve de poids; vgl. eene redeneering die klinkt als een klok. In de 17de eeuw was deze uitdr. reeds vrij gewoon; thans komt zij nog dialectisch voor, zooals in het Friesch en het Zaansch (Boekenoogen, 453). Vgl. no. 202 noot.