Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1171. Zonder kleerscheuren er afkomen,d.w.z. zonder nadeel of schade er afkomen; eene in de 18de eeuw vrij gewone zegswijze, zooals blijkt uit Tuinman I, 133: ‘Hy zal daar zyn kleêren aan scheuren, dat wil zeggen: hy zal daar aan schade lyden’; W. Leevend II, 359; C. Wildsch. IV, 237; Br. v. Abr. Bl. I, 181 en 313. De zegswijze zal ontleend zijn aan een strijd, waarbij iemand de kleeren van 't lijf gescheurd werden; Harreb. I, 412; Nkr. II, 5 Jan. p. 3: Heemskerk en Kolkman stemmen toch voor, zoodat Van Rappard er zonder kleerscheuren afkomt; IV, 10 Juli p. 3; VII, 26 Juli p. 2; Nkr. III, 26 Sept. p. 5: En daarmee had ik het voorstel wel zonder kleerscheuren er doorgelapt. Vgl. verder er met gescheurde zeilen afkomen, nadeel lijden in eene onderneming, met schade van iets afkomenGa naar voetnoot1); het fri. der net sûnder kleanskoerren óf komme; gron. zunder kleerscheuren er af komen (Molema, 203) en de synonieme zegswijze: zijne schabbe aan iets scheuren, er zijn slippen aan scheuren, een verlies aan iets doen (De Bo, 971), hetzelfde als zijne sleppen scheuren aan iets (bl. 1034); | |
[pagina 464]
| |
aan iemand (of iets) zijn broek of zijnen rok scheuren, er veel bij verliezen (Rutten, 41 a; Joos, 106; Antw. Idiot. 300; Waasch Idiot. 575 b; Ndl. Wdb. III, 1467); Zuidafrik.: dit gaen broekscheur (Boshoff, 336) naast nie sonder klereskeur nie. Vgl. het fr. en sortir les braies nettes, er goed afkomen; hd. das wird ohne Fetzen nicht abgehen (Wander I, 992). |
|