Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1162. Iemand bij de kladden grijpen,d.w.z. iemand bij de kleeren pakken, bij de lurven grijpen, bij den kraag pakken. Vgl. Servilius, 196: Ick sal hem aen syn cladden hanghen ghelyck ien clesse; zie verder Voskuyl, Ouden en Jongen Hillebrant anno 1663); 24; N. Heinsius, Verm. Avent. 12Ga naar voetnoot1); Rusting, 48; 215; Pasquilm. 23: iets aan de kladden hebben; Halma, 266: Iemand bij de kladden krijgen, iemand aangrijpen, se jetter sur quelqu'un, ou sur sa fripperie; Harreb. I, 410; Falkl. VI, 170; Nkr. VII, 11 Maart p. 2; Dievenp. 161: Dezen boef heb je brutaal in z'n kladden te pakken. Iemand in de kladden pakken, hem beetnemen, voor 't lapje houden in Nkr. IX, 20 Nov. p. 2: Ze vonden Krissie een eenige vent, die dat kwasterige kereltje zoo fijn in de kladden kon pakken. Onder de kladden zal men hier moeten verstaan lappen, vodden, welke bet. het Twentsche kladde nog heeft, evenals het oostfri. klatte, klat in: de klêr hangd hum in klatten bi 't lif dâl (Ten Doornk. Koolm. II, 242) en klater, kothklumpen, lumpe (II, 240), zoodat de uitdr. te vergelijken is met: iemand bij de vodden, de lappen, de lurven krijgen achter de vodden zitten, iemand bij de tadden vatten (Boekenoogen, 1044), bij den kraag (Ndl. Wdb. VIII, 3; hd. beim Kragen; fr. au collet; eng. by the collar) vatten; fri.: by de boks(e) krije; aan de geeren komen (Gew. Weeuw. III, 26); bij de klampen (slippen) nemen (Tuerlinckx, 319); bij de klatten pakken naast bij | |
[pagina 459]
| |
zijn klessen pakken (Waasch Idiot. 345; 348). De oorspr. beteekenis van kladde schijnt te zijn smet, kleverig iets, stuk vuil, en vervolgens vasthechtsel, aanhechtsel, lap; vgl. het mnl. clatte, dat klodder beteekent naast het mnd. klaske, stück, lappen, flickenGa naar voetnoot1), en klatte, lap, lomp; westvl. klodde, dot, bal (De Bo, 543 b). |
|