Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1151. Kip! ik heb je!Eene in de 16de eeuw bij Everaert, 430, vs. 259 voorkomende uitdrukking, die later vrij algemeen is geworden, zooals blijkt uit Gew. Weeuw. II, 44; Winschooten, 15; Paffenr. 163; Snorp. 29; enz. In kip moet men den stam zien van het werkw. kippen, dat vroeger (en thans nog dial. vgl. Antw. Idiot. 1813) grijpen, vangen beteekende (vgl. dial. uitkippen, uitkiezen), en niet het znw. kip, zoodat niet moet worden gedacht aan een haan, die de hen in de kuif pikkende, kan geacht worden tot de kip te zeggen: Kip! ik heb je (Harrebomée I, 408). Het bewijs voor deze, reeds door Verdam uitgesproken meeningGa naar voetnoot1), levert een liedje in het 1ste deel van 't Amsteldams Minne-Beeckje, 38 (2de dr. anno 1637), waar eenige meisjes ieder op hare beurt een spelletje aanraden, en een van haar zegt: Ick weet niet aers te raen
Als spelen kip ick hebb', ick sal de kipster wesen.
De uitdr. is dus blijkbaar aan een soort krijgertje-spel, kippen geheeten, ontleend.Ga naar voetnoot2) Voor andere bewijsplaatsen zie Snorp. II, 24; Langendijk, Don Quichot, bl. 18 (Pantheon); Willem Leevend VII, 160 en Halma, 265: Kippen, grijpen, vangen; kip, ik hebje kan in 't Fransch overgezet worden door je vous prens sans verd; Sewel, 389: Kip, ik heb je! there I catch'd you; Jong. 94; Kmz. 326; De Amsterdammer, 24 Mei 1914, p. 7 k. 2. Somtijds hoort men ook knip ik heb je, waarin knip de stam is van het wkw. knippen en geen zelfstandig naamwoord, zooals in het Mnl. Wdb. III, 1446 vermoed wordt. |
|