Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1142. Het kind bij zijn (rechten of waren) naam noemen,d.w.z. de dingen noemen met hun waren naam, zonder er doekjes om te winden, onverbloemd; de zaak zeggen, zooals ze inderdaad is; Harreb. I, 136; Nest, 5: Laten we het kind bij zijn naam noemen. Wegnemen en stelen t' is één moers kind. Vgl. het hd. das Kind beim rechten Namen nennen (18de eeuwGa naar voetnoot5)); het fr. appeler un chat un chat; ital. | |
[pagina 451]
| |
chiamare la gatta gatta en het eng. to call a spade a spade or a pikestaff a pikestaff. In Zuid-Nederland het kind moet 'nen naam hebben (Antw. Idiot. 650; Teirl. II, 133; Claes, 110; Waasch Idiot. 341 b), men verbergt de ware oorzaak, men komt met een uitvlucht voor den dag; in Noord-Nederland: men moet, hoe dan ook, de zaak aanduiden; het kind eenen naam geven, eene kale verschooning bijbrengen (Schuerm. Bijv. 160 b; Rutten, 112 a en Joos, 112), in welken zin deze zegswijze ook bij ons bekend is; Afrik. die kind by sy naam noem. Vgl. ook de zegswijze als 't kind maar een naam heeft, fri. as 't bern mar in namme het, gebezigd om te kennen te geven, dat het er weinig op aankomt hoe iets heet, als de bedoeling maar duidelijk is; Tuinman II, 73; Harreb. I, 404: Het kind moet eenen naam hebben, al heette het dan ook Roeltje, d.w.z. men moet, hoe dan ook, de zaak aanduiden. In de 17de eeuw het kind eenen naem geven, precies zeggen waar 't op staat, nauwkeurig iets bepalen, bijv. het loon voor een bepaalden arbeid; vgl. Vierl. 57; 220; 309: (Een) iegelijcken wacht hem ijet te doenne hij en weet waervoren ende dat het kint eenen naem gegeven worde. |
|