Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 445]
| |
1129. Ketelaar van iets blijven,d.w.z. iets niet krijgen, iets zijn neus voorbij zien gaan, er kaal afkomen, er koud van blijven, teleurgesteld worden; een gezegde, dat aan de marine is ontleend. Men verstaat namelijk onder een ketelaar hem, die door den dienst verhinderd is aan den bak te komen, een naëter. De ketelaar krijgt dus niets, terwijl de anderen eten; als allen klaar zijn, mag hij zijne portie, die in den ketel (een ijzeren pot) bewaard wordt, verorberenGa naar voetnoot1). Vgl. Winschooten, 199: keetelquartier; Marin, 256: kwartier, ketelkwartier, vierde gedeelte van 't Scheepsvolk dat op de wagt staat, terwyl de andere eeten of slaapen. - Vandaar de zegswijze ketelaar van iets blijven, met betrekking tot eenige zaak ketelaar zijn, iets niet krijgen, van iets niet meekrijgen: daar blijf je ketelaar van, dat zou je wel willen, maar dat gebeurt (lekker) niet! Zie Tijdschrift XXIII, 316-319Ga naar voetnoot2) en vgl. Het Volk, 9 Juni 1901, waar onder de verkiezingsrijmen tegen den candidaat Th. M. Ketelaar voorkomt: 't Vet is van den ketel, man!
Ketelaar blijft er ketelaar van.
Nkr. I, 23 Febr. p. 4: De heer Ketelaar blijft er nu eens niet ketelaar van; Het Volk, 7 Aug. 1915, p. 7 k. 2: Kommandant Meier dreef af; we kegen een nieuwen burgemeester, misschien gevoelde die iets voor onze grieven. Maar wel kreeg de politie wat, doch de brandweer was weer ketelaar; Nkr. IX, 24 Dec. p. 3: Bij deze begrooting geen salaris-verhooging man: Je blijft er dezen keer ketelaar van! Bij de koopvaardij noemt men den ketelaar ‘koksgast’. Vgl. Handelsblad 9 Oct. 1918 (A) p. 6 k. 4: Korndörffer heeft van de mislukte poging tot berooving aangifte gedaan bij de politie met de mededeeling er bij, dat hij ƒ1000 in zijn zak had, waarvan het trio ‘koksgast is gebleven’. |
|