Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1127. Hij heeft veel op zijn kerfstok,d.w.z. hij heeft veel misdreven; hd. er hat viel auf dem Kerbholz; fri. hy het gâns op syn kerfstok; Afrik. hy het al baie op sy kerfstok. Onder een kerfstok verstond men vroeger een stok of hout, waarin kerven of insnijdingen werden aangebracht; bepaaldelijk een stok, die het ‘rekenboec’ (het afrekeningsboek, het boekje) vervangt bij personen, die niet schrijven kunnen; de betaling werd door een kerf of insnijding aangeduid, terwijl schuldeischer en schuldenaar elk een stok hadden, die te gelijk gekerfd werden en waarvan dus de insnijdingen nauwkeurig met elkander moesten overeenkomen, zoodat vervalsching onmogelijk was. Veel op zijn kerfstok hebben wil derhalve eig. zeggen veel schulden hebben, diep in de schulden zitten, doch wordt tegenwoordig alleen van zedelijke schulden gezegd; vgl. ook den kerfstok vol hebben in den zin van zooveel op zijn geweten hebben, dat er niet meer bij kan (zie ook Villiers, 61) en hoog op stok (= kerfstok) loopen, duur wordenGa naar voetnoot2); 17de eeuw en thans nog dial. zijn kerfstok is van ijzer, hij kan geen kwaad doen, hem wordt alles vergeven (Boekenoogen, 412). Zie het Mnl. Wdb. III, 1345; Tuinman I, 137; Schuerm. 234 a; Afrik. dit gaan bo sy kerf, dat gaat hem te ver naar zijn zin, en vgl. no. 972. In Zuid-Nederland zegt men op 'nen nieuwen kerf beginnen, de oude schuld betalen en weer eene nieuwe maken (Waasch Idiot. 336 a; Teirl. II, 125); veel op zijn kerf hebben; zie Antw. Idiot. 1805; De Bo, 511, waar uit Poirters wordt aangehaald: En soo ick 't u eens seggen derf,
Daer staet al veel op uwen kerf.
Zie nog Volkskunde X, 26; De Cock1, 44; Wander II, 1243-1244; vgl. het Friesche breaprikke en breastok (kerfstok van den bakker). Syn. van kerfstok is lat; vgl. Boekenoogen, 560; Ze haalt alles op de lat; Köster Henke, 38: lat, kerfstok. Me olmse (vader) had daar aardig op de lat (op de pof, op crediet) gedronken; een lange lat, veel schuldGa naar voetnoot3); Amst. 99: Op de lat drinken (syn. van op lef drinken); Slop, 15: Op de lat drinken heeft z'n tegen, is ook niet dàt!; bl. 37: De kastelein | |
[pagina 444]
| |
dacht er aan dat de kermis slecht ging en er van Pier breed op de lat stond; P.K. 150: Er is geen cent meer in huis, en 'k heb overal op de lat gehaald; Amst. 172: 'k Zal zien dat ik voor de kinderen wat melk en brood op de lat krijg; Jord. II, 330: Vader Tram! ..... schreeuwde Piet naar 't buffet..... geen druppel op de lat!; zie ook bl. 355 en 362; in Twente: wat an de latte hebben. Ook foelie heeft de beteekenis van kerfstok (eig. blad uit een koopmansboek); Köster Henke, 17: foelie, kerfstok: Je hebt veel op je foelie; Zandstr. 58: Omdat hij al zooveel op zijn foelie had; Dievenp. 98: 't Is 'n schandaal! vloekt ie, om me als 'n boef op te knappen, als ik niks op m'n foelie heb; ook foelielat (zie Peet, 406). Eveneens is dial. bekend iets op den reutel halen (vgl. Menschenw. bl. 99; 210; 513Ga naar voetnoot1)); Jord. II, 368: Riek, die beweerde dat ze alles op den reutel kon krijgen wat ze hebben wou; Menschenw. 538: Hij zoop op den reutel. |
|