1121. Waar niets is, verliest de keizer zijn recht,
d.w.z. op iemand, die niets bezit, kan niets worden verhaald; hem, die niets heeft, kan men niet dwingen te betalen; eene zegswijze die in zeer vele talen voorkomt en wellicht eene herinnering bevat aan het recht van keurmede, eene hofrechtelijke opbrengst, het beste stuk uit de nalatenschap van een hoorige (keurmedige) door den heer krachtens zijn recht te kiezen; zie het Mnl. Wdb. III, 1865. In Bouc v. Sed. 883 wordt deze gedachte uitgedrukt door: Die niet en hevet, van sinen goede mach men calengieren niet. Bij Goedthals, 34: Daer niet en is schelt den bailliu de boete quyte, la ou ny a que prendre, le roy perd son droit; qui rien n'ha, rien ne doibt (vgl. Vad. Mus. V, 372); bij Servilius, 7*: daer niet en is daer verliest de heere syn recht (Huygens, V, 83); bij Campen, 85: daer niet te nemen is, verliest de Koninck syn Recht. In Mergh, 8; Van Moerk. 299; Snorp. 33 en bij Tuinman I, 139 vinden we de spreekwijze in den tegenwoordigen vorm. Vgl. fr. où il n'y a rien, le roi perd ses droits; eng. where nought is to be had the king must lose his right; where nought is to be got, kings lose their scot; hd. wo nichts ist, hat der Kaiser sein Recht verloren; voor het Nederduitsch vergelijke men Taalgids V, 182. Zie ook De Cock1, 67; Waasch Idiot. 338 b: waar niets is verliest de keuning zijn recht; Joos, 168: waar niets is verliest de baljuw zijn boet; Antw. Idiot. 635; Zwolsche Herdr. 14-15, bl. 118; fri. wer net is ferliest de keiser syn rjucht.