Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1109. Een kater hebben.In de studententaal beteekent deze uitdr. ongesteld zijn, zich niet lekker gevoelen tengevolge van een roes, een drinkpartij. Zie Nachtk. 19; 30; Zandstr. 59 (reuzenkater); Speenhoff IV, 91 (tijgerkater); Nkr. 15 Nov. 1913, p. 2 (onafhankelijkheidskater); ook is bekend een ww. bijkateren (opknappen), o.a. Nachtk. 120 en uitkateren (in A.t.A. 116); 'n antieken kater hebben, van gisteren of eergisteren avond. Men neemt aan, dat ‘kater’ ontleend is aan het Duitsch, waar volgens F. Kluge, Deutsche Studentensprache, 98, kater in dezen zin het eerst is aangetroffen in 1850; ook zegt men in het hd. besoffen wie ein Kater; bij ons zuipen als een katerGa naar voetnoot1); dit kater wordt gehouden voor een volksvorm van katarrhGa naar voetnoot2). In het Zeitschr. f.d. D. Unterricht, XXVI, 752 wordt evenwel verwezen naar Heinrich Knausts Fünff Büchern von der Kunst Bier zu brauen (1575): So heiszt das Stader Bier Kater, denn es kratzet wie ein Kater dem Menschen, der sein zu viel getrunken hat, des Morgens im Kopf. Vgl. ook Walther u. Lübben, Mnd. Handwtb. 169: Kater, Name eines gewissen Bieres. Terloops wil ik nog wijzen op een bundel Refereinen van 1524: Hier op crycht die wyn eerst synen smaeck,
Dan ist ic brengt u eens myns hertsen greyn.
Cateroghen hebbende gheern vaeck.Ga naar voetnoot3)
J. Clyburgs Poëzy, anno 1727, Verjaargedichten, bl. 7: Ik drink my daag'lyks maar eens vol,
Van 't wyze en zoete Hengste-water,
Waar door ik zomwyl als een Kater
Zie uyt myn ogen dat 'k schier rol,
Van boven neder als een tol.
Een gelijkbeteekenende uitdr. is kattig (Tuinman I, 313) of katterig zijn (o.a. O.K. 14), hd. Katzenjammer haben, dat in het hd. in 1768 is gevonden bij Wichmann, Antikritikus, S. 602: Es giebt eine Krankheit des Leibes, die zuweilen unglückliche Menschen mit den Katzen gemein haben und die deszwegen der Katzenjammer genannt wird. Vgl. zoo ziek, misselijk, als een kat (Tuinman I, 313; ten gevolge van hare vraatzucht); eng. to be cat-sick; as sick as a cat. |
|