1095. De kat in 't donker knijpen,
d.w.z. kwaad doen, wanneer niemand het ziet, dus: in 't geniep; heimelijk iets ongeoorloofds doen (Schuermans, 226 a), waarvoor in Oost-Vlaanderen ook gezegd wordt: hij nijpt het in den donker (Schuerm. Bijv. 210 a). Vgl. Harrebomée III, 164, waar ook wordt opgegeven: ‘hij zoent de kat in 't donker’; zie verder Nolet de Brauwere, Ged. II, 207:
Voorzichtig knijpen wij de katjes in den donker,
Op wollen zokken, in 't geniep, als 't niemand ziet.
Schoolm. 102; 132; V. Lennep, K. Zev. 4, 136: Myn Heer dacht misschien de kat in 't donker te knijpen, zoo dat niemand er iets van te weten kwam; Speenhof II, 62:
Hij is van die fijne lui,
Die den schijn vermijden;
Maar de kat in 't donker knijpt
Kalv. II, 144: Dan moest je Hirschfeld eens kennen. Die kneep de kat in donker; Tint. 30: Hij geeft ter sluiks een lonk-er, knijpt de kat in donker; Prikk. V, 26: Denk je, dat wij je niet al lang in de gaten hebben, kereltje? Jij bent een fijn lid! Jij knijpt de kat in het donker, hè?; Nest, 168: Knijp geen katjes in 't donker; M. de Br. 82: Huichelaars die de kat in 't donker knepen; De Amsterdammer, 10 Mei 1914, p. 4 k. 2; Nkr. III, 5 Dec. p. 2; V, 15 Juli, p. 3; VIII, 31 Jan. p. 4; III, 3 Jan. p. 5: Dan kneep die ouwe jonker de muisies in het donker; Teirl. II, 116: de kat (of de katten) in den donkere (of in 't duistere) knippen of nijpen, heimelijk, bedektelijk, schijnheilig verboden dingen doen; Bergsma, 97: de kat in duustern of donkern kniepen. In het fri.: hy knypt de kat yn 't donker of yn 't tsjuster; oostfri.: de kat of sên katte in düstern knipen (Dirksen I, 49). Hoogstwaarschijnlijk wordt met de kat een meisje of eene vrouw bedoeld (vgl. kamerkat, kamenier; eng. cat, meretrix) en wil de uitdr. eig. zeggen: met een meisje in het donker wat stoeien, en bij overdracht in het algemeen: in het geheim kattekwaad doen.