Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1094. De kat de bel aanbinden,d.w.z. den eersten stap doen tot een gevaarlijke onderneming. De uitdrukking is ontleend aan de bekende fabel van de muizen en de ratten, die besloten hadden de kat een bel om te hangen, doch toen het tot de uitvoering zou komen, het geen van allen durfden doen. In de middeleeuwen was de uitdr. bij ons bekend, doch veel vroeger komt in eene Grieksche vertaling van de Pantschatantra een dergelijk verhaal voorGa naar voetnoot2). Vgl. Hist. Gen. 4, 683, 335: Carl van Gelder quam als hij hem toe voren hadde beloft, dat hij hem solde commen onderwinden ende soel dije kat dije bel anbinden (Mnl. Wdb. III, 1239). Zie verder Despars 2, 316; Bib. 257: Om (den cater) de belle an te doene, niemant en darft hem bestaen; Goedthals, 111; Campen, 118; Marnix, Byenc. 73; Breughel, no. 22; Tijdschrift XXI, 84; Pers, 597 a: Den kater de bellen aanbinden; Bank. I, 350; Brederoo, Moortje, 1221; Idinau, 18:
De katte de belle aen-hanghen.
Wien sal de katte de belle aen-hangen?
Vraeghden de muysen, tot vrydoms ver-meeren.
De kat met de bel, soude luttel vanghen,
Maer t' is quaedt sijnen meester verheeren.
Die hen onder-worpen, die komen tot eeren.
| |
[pagina 430]
| |
Willem Leevend VIII, 62; enz. enz. In het fr. luidt zij: attacher le grelot (scil. au chat), mettre la campane au chat; hd. der Katze die Schellen umhängen; nd. de Katt de Bell anhangen; eng. to bell the cat (in 1362); to hang the bell about the cats neck; ital. appicar il sonaglio a la gatta. Zie verder Wander II, 1186; Harreb. I, 45; Ndl. Wdb. II, 1655; 1682; VII, 1795; vgl. het vroegere belbinder, de hoofdaanlegger van iets (Sart. II, 4, 92) en het Vl. de kat de bel aanhangen, iets overal vertellen (Joos, 116); Teirl. II, 116: de katte de bel andoen of anhangen; fri. de kat de bel oanbine. |
|