1087. Captie maken,
d.w.z. zich verzetten, bezwaar maken, tegenstribbelen, uitvluchten zoeken. Het volk zegt veelal kapsies maken. Eigenlijk verstaat men onder captie eene verstrikking, tegenstribbeling, chicane (lat. captio, drogreden; vgl. fr. captieux). Eerst in de 19de eeuw aangetroffen: vgl. Molema, 191: Kapsie maken op iets, aanmerking maken, niet gaaf aannemen, iets afkeuren; fri. kapsie, kapsje meitsje; Bouman, 51; Ndl. Wdb. III, 1967; Het Volk, 16 Sept. 1913, p. 1, k. 3: Wil de rechterzijde hierop kaptie maken dan schendt zij haar eigen aangezicht; Zandstr. 33: Hein stond ze ordentelijk te woord, nooit kapsie of onbeschoft; Slop, 145: In elk geval niet dadelijk toestemmen, de noodige kapsies maken, ze een goed poosje laten darren; Köster Henke, 30; Ppl. 181: En as je dan nog kapsies maakt, dan douwe ze je in 'n dwangbuis; Nkr. V, 22 Jan. p. 3; Dievenp. 80 (zonder eene kapsie te maken); Jord. 465; Het Volk, 15 Juni 1914, p. 1 k. 1: Is er in één krant van rechts captie op gemaakt? Voor Zuid-Nederland vgl. Stallaert II, 39, die captie citeert in de bet. arglistigheid (18de eeuw). In Antw. Idiot. 122 wordt kapsie vermeld in den zin van dwaze, onbezonnen daad.