Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1071. Iets over (of langs) zijn kant laten gaan,d.w.z. zich iets, een beleediging, een onaangename bejegening niet aantrekken; mnl. iet over sine side laten gaen; bij Campen, 44: hy en salt over syn boort niet laten gaan (ook op bl. 126). Vgl. Gew. Weeuw, III, 32 en Van Effen's Spect. XII, 98: Dat ik verre van door een kregel en twistziek humeur bezielt te zyn meer over myn kant kan laten gaan als meenige politiquen; Harrebomée I, 380; Ndl. Wdb. VII, 1319. De eig. beteekenis zal wel zijn: iets bij zich neer laten glijden, zoodat het nauwelijks de koude kleeren raakt. Bij Poirters, Mask. 226: Alles over zich laten gaan; Rutten, 307 b: iets laten over zijnen kop gaan, toegevend zijn; bij Harreb. II, 124 b: hij laat alles over zijn neus gaan (?); fri. ik lit dat mar stil by de rech (rug) delglide (neerglijden). Syn. iets langs zijne koude kleeren laten glijden (afglijden, loopenGa naar voetnoot1)). |
|