1070. Kant noch wal raken,
d.w.z. ongerijmd zijn, hoegenaamd geen grond hebben, op niets gelijken, sluiten als een tang op een varken, niet bijkomen, zooals Winschooten, 100 het verklaart. Kant heeft hier de bet. van waterkant. Volgens Schuermans, 220 a en Antw. Idiot. 273 hoort men in Antwerpen: kant noch boom(en) raken; volgens Eckart, 14 in Oldenburg: dat râkt kên wall of kant an. Synoniem was in de 17de eeuw bij Sart. I, 6, 4: 't Raect hemel noch aerde; bij Six v. Chandelier, 146: Hand noch vinger raken; vgl. ook Campen, 58: tEn roert doere noch durpel. Zie verder Tuinman II, 90 en 121; Sewel, 377; V. Janus 3, 98; Van Eijk I, 88; Ten Doornk. Koolm. II, 169: dat râkd gên kant of wal; III, 498 b; fri. it roait iggen noch seamen, - ich noch kant, - igge noch wâl.