Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1069. Hij is kanon,d.w.z. hij is stomdronken, eig. hij is zoo vol geladen als een kanon. Vgl. Landl. 32: Maar die kerel die zuipt en astie kanon is, slaat ie dat wijf; bl. 153: Ik ben er (van champagne) maar één enkele keer van me leven zoo zalig kanon van geweest; Jord. II, 444: Toen de meiden en het vaarvolk op den Zeedijk weerkeerden, was Corry kanon. Ze lalde, vloekte en zoende. - Eenigszins anders in Sjof. 28: Zuipen deeën ze allemaal, de een liep as een kanon over de straat; bl. 239: Daar zit ie (de dronkaard) als een kanon bij de melkboer voor de deur. In Zuid-Nederland: Zoo zat als een kanon (Antw. Idiot. 1471; hd. betrunken wie eine Kanone), dat te vergelijken is met Hij is geladen (of zoo vol) als een kanon (Harreb. II, XXXI); syn. van Hij is zoo vol als een kartou (Van Effen, XI, 207; Ndl. Wdb. VII, 1683), waarvoor in het hd. gezegd wordt Er ist kanonenvoll oder voll wie eine Kanone oder Er hat einen kanonenrausch, er ist sehr stark betrunken (Wander II, 1131Ga naar voetnoot2)); fri. in rûs as in kartou of in kartouwer; Maastricht: zat wie kertong (= hd. kartaune; Houben, 99Ga naar voetnoot3)). Voor het ontstaan der zegsw. vergelijk Hij is zeil (hij is dronken; eig. hij loopt met een nat zeil); hij raakt knel (Sjof. 209), welk adj. knel ontleend is aan in de knel raken; hij is kous, hij heeft niets gevangen, komt met een ledige schuit terug (Boekenoogen. 503), ontleend aan met de kous op den kop thuiskomen; het 17de-eeuwsche brief, pochhans, ontleend aan een brief hebben, zich veel inbeelden (Ndl. Wdb. III, 1324); hij is kriek, krankzinnig, ontleend aan het voor zijn kriek hebben (Boekenoogen, 515); het hd. barg. er ist Flanell ontleend aan Flanellwache stehen, Flanellwache halten, von verheirateten Dieben, wenn sie sich durch die Flitterwochen abhalten lassen, ihren alten Verkehr zu frequentieren (Rabben, 49); enz. |
|