1053. Verstuiven als kaf voor den wind.
‘Kaf, dat door den wind wordt weggedreven, is een dikwijls in den Bijbel voorkomend beeld van datgene wat ras vervliegt en geen stand houdt; o.a. in Job 21:18; Ps. 1:4; Ps. 35:5 worden daarmee de goddeloozen vergeleken. Bij ons dient het beeld tot kenschetsing van het vluchtige en onzekere van verschillende aardsche dingen, b.v. het leven, het genot, enz.;’ Zeeman, 315. Vgl. mnl. hi blaset henen alse caf; ghelijc dat tcaf vliet voor den wint (zie Mnl. Wdb. III, 1105). In de uitdrukking er was veel kaf onder het koren (vgl. Matth. III, 12; Luc. III, 17), het kaf van het koren scheiden, er is geen koren zonder kaf (Goedthals, 29; Cats I, 520; De Brune, 402; Harrebomée I, 373) beteekent kaf iets slechts, onbruikbaars; fr. séparer la paille du bon grain; hd. die Spreu vom Weiszen trennen; eng. to sift the chaff from the wheat.