1042. (Met) open kaart spelen,
ook zijn kaarten bloot leggen, d.w.z. rond voor iets uitkomen, niets verzwijgen, alles openhartig zeggen; hd. mit offenen Karten spielen. Ook deze uitdr. is aan het kaartspel ontleend en wil eig. zeggen zijne kaarten bloot of open op tafel leggen, zoodat de tegenpartij alles kan zien; fri.: mei de eapene kaert spylje. In Zuid-Nederland ook algemeen bekend met open kaart(en) spelen (Schuermans, 654; Joos, 105; Antw. Idiot. 1155; 2235); in het Fransch zegt men: jouer cartes sur table; vgl. ook Waasch Idiot. 801: kaart op tafel spelen, rechtuit spreken of handelen; evenzoo bij Teirl. II, 98. Voor bewijsplaatsen uit deze eeuw zie het Ndl. Wdb. VII, 705; XI, 519; B.B. 345: Een goede man, met wien hij open kaart zou spelen; De Arbeid, 1 Oct. 1913, p. 2 k. 3: Beschuldig nu niet van leugen en laster, maar speel nu eens open kaart; De Vrijheid, 18 Jan; 1922, 1ste bl. p. 1 k. 2: De Duitsche politiek is heel wat minder klaar en duidelijk. Men speelt daar veel minder met zijn kaarten op tafel. Vgl. open spel spelen, hd. offenes Spiel spielen.