Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1032. Dat mag Joost weten,d.w.z. dat mag de drommel, de duivel weten; joost haalje, de duivel haalje. Volgens Veth, Uit Oost en West, 202 vlgg. is Joost de verdietsching van het Chineesche Tshoe-tszé, Japansch Dsoe-si, ook Djoe-si gespeld, eigenlijk een kistje waarin een houten beeldje van Boeddha geplaatst is, vervolgens een voorwerp van vereering; inzonderheid de duivel, die door de Chineezen vereerd wordt. Vgl. Langendijk II, 184: Hij dacht dat 'k Joosje was, de heilig der Chineezen. Vgl. ook ons joosje's thee, fijne Chineesche thee. Op Zuid-Beveland kent men zwart als oosje, de duivel (Taal-en Ltb. IV, 332). In Flakkee noemt men paddestoelen, die elders duivelsbrood heeten, joosjebrood (vgl. Noord en Zuid XXVI, 397). Anderen zien met meer waarschijnlijkheid in Joost niets anders dan een gemeenzamen naam, waarmee de duivel hier werd genoemd, gelijk elders Hein (Heintje Pik); Piet (Zwarte Piet); Hans, enz.Ga naar voetnoot4). De naam Joost wordt aangetroffen in W. Leevend I, 4: Joost speelt er mee; Brieven v. B. Wolff, 145: Of wy alle melancolique gedagten naar Joost zouden jaagen (een harer Frasen: dat is naar Joost); bl. 301: Juist of joost het tegenhiel, er kwam altoos een spaak in 't wiel. Vgl. W. Leevend II, 73: Naar Seist... | |
[pagina 400]
| |
waar of dat nu leit weet Joost. Ook in het fri. kent men Joast en syn maten; dat mei Joast witte. Zie verder Harreb. I, 366; III, CXXIII; Nest, 105: Hoe zij er aan kwam, mocht Joost weten; Het Volk, 12 Juni 1913, p. 1: Er wordt in district III, met welk nut mag Joost weten, een geweldige klerikale aktie gevoerd,Ga naar voetnoot1) Volgens het Ndl. Wdb. VII, 435 moeten we in Joost een, onder invloed van den mansnaam Joost, javaansch woord dejos (door de Hollanders gehoord als joos) zien, dat zelf aan 't portug. Deos, God, ontleend is. In Jord. II, 310: Mag Joos van Vondel wete!.... schaterde mooi Netje. |
|