Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1029. John Bull.Deze bijnaam voor de Engelschen, of voor een Engelschman ‘voorgesteld als een flinke, stevige, welgedane breedgeschouderde vent’,Ga naar voetnoot1) is volgens Büchmann, bl. 306 het eerst gebruikt door John Arbuthnot (1675-1735) in zijne politieke satyre History of John Bull (1712). Een hoforganist John Bull componeerde het engelsche volkslied ‘God save the king’ (1605); wellicht heeft Arbuthnot hierin aanleiding gevonden om dezen naam aan het geheele volk te geven. In Duitschland is de benaming vooral algemeen geworden door Karl Blum's vertaling (1825) van George Colman's tooneelstuk, getiteld John Bull (1805). Vgl. Broeder Jonathan voor de Amerikanen, een naam dien George Washington in 1775 gebruikte voor zijn vriend Jonathan Trumbull, gouverneur van Connecticut en dien hij kan ontleend hebben aan 1 Maccab. 10, 18; 11, 30 of aan 2 Sam. 1, 26Ga naar voetnoot2). |
|