1006. Jaar en dag,
d.i. langen tijd; ook na jaar en dag, na langen tijd; hd. seit Jahr und Tag; eng. in a year and a day (Prick2, 52). De bet. is ontleend aan het vroegere middeleeuwsche rechtswezen, waarbij allerlei rechtstoestanden konden beklijven en allerlei rechten hunne kracht verloren door verloop van jaar en dag, d.i. éen jaar en éen dag, een vrij jaar (waarbij de dag van aanvang niet meetelt). In later tijd (bij ons sedert het laatst van de twaalfde eeuw) verstaat men er onder een jaar, zes weken en soms nog drie dagen; vgl. Kiliaen: Jaer ende dach, annus et sex septimanae: et (veteri Saxonum more) tres insuper dies. Zie Mededeelingen v.d. Maatschappij v. Nederl. Ltk. 1897-98, bl. 114-115; Ndl. Wdb. VII, 39 en het Mnl. Wdb. II, 11; III, 985.