Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 388]
| |
1005. Ja en amen,in de zegswijze ja en amen op iets zeggen, ‘gewillig en zonder tegenspraak toestemmen of goedkeuren wat door iemand gezegd is; hem naar den mond praten’Ga naar voetnoot1); 17de eeuw ja en amen spelen; ook amen-en-ja-zeggen (zie Ndl. Wdb. VII, 7); in de 18de eeuw ja en amen zeggen tot alles; vgl. ook amen zeggen op iets, met iets instemmen, iets goedkeuren; zie Campen, 26: hy sechter Amen toe; 107: hy volcht; hy sechter Amen toe; Sartorius, II, 7, 88: Amen tot een saeck seggen, sententiam aliquam comprobare; zie verder C. Wildsch. IV, 197; Ndl. Wdb. II, 398; hd. zu allem Ja und Amen sagen; eng. to say yes (and amen) to a thing. |
|