Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1003. Iemand iets inpeperen,d.w.z. iemand iets betaald zetten of zooals men in de middeleeuwen zeide: eenen iet ane (of in) sijn cleet wriven, dat te vergelijken is met Campen, 95: ick salt hem noch eenmael weder indryven. Vgl. Sart. I, 1, 70: ick salt hem wel peperen ter vertaling van par pari referre, dus iemand iets betaald zetten; Winschooten, 186: iemands iets inpeeperen, iemand iets vergelden; Pers, 373 b; 376 b; Tuinman I, 114; Adag. 41: ick sal het hem wel peperen, par pari referam; Sewel, 361: Inpeperen (vergelden), ik zal hem dat wel inpéperen (ik zal 't hem wel betaald zetten), I'll pay him for it; Harreb. III, 34. In eenigszins andere bet. in Slop, 96: Hij zou ontkennen, al was 't maar om die rechter van instruktie eens in te peperen; bl. 127: Heel vaag dacht hij er aan, hoe hij in de gerechtszaal zichzelf inpeperde, dat ze hem niet eronder zouden krijgen. In het hd. zegt men hiervoor: es einem eintränken, einreiben, einsalzen, einpfeffernGa naar voetnoot3); in het Groningsch: het iemand indusseln; fri. 't immen ynpiperje of ynprikelje; in het Hagelandsch: iemand insmeren of invetten (Tuerlinckx, 292; Teirl. II, 88; Waasch Idiot. 309 b); in Gent: ik zal het hem bessemen (Schuerm. Bijv. 32); in Kl. Brab. iemand inzeepen (Teirl. II, 90) of afdrogen, afranselen; in 't fri. yndruye, indrogenGa naar voetnoot4). Ook in Zuid-Nederland iemand inpeperen, slagen geven, afrossen (Teirl. II, 82; Waasch Idiot. 307 b); iemand iets inpeperen, doen bezuren, aframmelen (Antw. Idiot. 1782) naast iemand inpekelen, hem streng berispen, kastijden (Antw. Idiot. 1782). De uitdrukking kan ontleend zijn aan het inpeperen van vleesch, en bij overdracht zijn toegepast op personen: hen met peper, d.i. iets bijtends, scherps, inwrijven (vgl. | |
[pagina 387]
| |
iemand iets inwrijven), iets doen gevoelen op onaangename wijze, doen boeten (?). Volgens het Ndl. Wdb. VI, 1840 is het oorspronkelijk denkbeeld bij deze uitdr. geweest dat van het voor iemand bewaren (verg. opzouten) van iets, om er hem (later) van te doen lusten. Zie no. 65 en vgl. het eng. to salt it for a p.Ga naar voetnoot1) |
|