Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1002. Sterk (of goed) zijn van inhout(en),d.w.z. een goed gestel hebben, van eene sterke constitutie zijn. Onder inhout (hd. InholzGa naar voetnoot1)) verstaat men ‘een der stukken hout of als collectief de gezamenlijke stukken hout dienende in de samenstelling van het opstaand geraamte van een schip; inzonderheid gebezigd in toepassing op de stukken uit welke de spanten zijn samengesteld’; Harreb. I, 361: Hij is goed of sterk van inhouten; gron. gouie inholten hebben, een sterk lichaamsgestel bezitten (Molema, 178); Drente: neet stark van inholtenGa naar voetnoot2); fri. de ynhouten, de inborst, het karakter; oostfri. d'r sitten gên gode inholten in hum, er ist engbrüstig, bz. innerlich ungesund (Ten Doornk. Koolman II, 129); Ndl. Wdb. VI, 1695; 1832; daarnaast sterk of zwak van innikhouten zijn (Boekenoogen, 1320). Vgl. niet sterk zijn van binnewerk (o.a. Zandstr. 92). |
|