994. Op oud ijs vriest het licht.
‘Dat wil zeggen, daar noch eenig overblyfzel, en geschiktheid tot iets is, kan dat lichtelyk weder opgewekt en hervat worden. By voorbeeld, een vonkje van oude liefde, haat, enz.’ (Tuinman, II, 60). Bij Campen, 45 vinden we vermeld: op oldt ys vriestet lichtelick weder (Spreuken, 22), dat in beteekenis overeenkomt met oude veete lichtelick verniewt, l'eaue une fois eschauffee prend plutost la gelee (Goedthals, 89). Zie verder Spieghel, 280; Smetius, 50: Op een oud ijs rimpelt het lichtelijck; 36: Het vriest licht op een oud ijs, facile recalefacit qui ante caluit amor; 13: Op een doey ysken vriest het licht; Cats I, 537: Het rijpt haest op een out ijs; C. Wildsch. VI, 239; Harreb. I, 539; Zondagsbl. v.h. Volk 1905 p. 160: Toen zwolgen ze jenever. ‘Op oud ijs vriest het licht’ en Kees had 'm al heel gauw weer staan. In het Friesch: op âld iis friest it fûl (fel); as 't op âld iis friest, is 't gau sterk, wordt eene afgebroken vrijerij op nieuw aangeknoopt, dan volgt het huwelijk spoedig; oostfri.: up old is friist 't licht (Eckart, 97); Joos, 205: op oud ijs rijmt (of vriest) het licht. Syn. is: eens gebrand haast gevlamd; vgl. Goedthals, 122: ghebluschten brant ontsteect saen; Wander II, 748: angebrannt Holz geht bald wieder an, von verwitweten Personen.