Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend966. Van hot noch haar weten,Ga naar eind966d.w.z. niets weten, een domoor zijn; van ju noch hou weten (Joos, 58); eig. van rechts noch links weten; vgl. fr. n'entendre ni à dia (links) ni à hur-haut (hue, huhan), niet naar rede willen luisteren; n'entendre ni à dia ni à hue, niets begrijpen. ‘In verschillende talen is dit hot een bekend voermanswoord ter aandrijving van het lastdier, en wel naar de rechterzijde, gelijk her of haar naar de linkerzijde’; De Jager, Frequentatieven I, 223Ga naar voetnoot1). Haar, mnl. hare, toonloos her, is een bijw. en wil eig. zeggen hierheen (vgl. herwaarts). Zie verder Taalk. Magazijn II, 422; III 55-56; Dr. Bl. I, 128: hot en haar; Hoeufft, 259-261; Schuermans, 196 a; Antw. Idiot. 585: van hut noch van haar weten, van iets geen verstand hebben; van hut naar heir loopen, heen en weer loopen, en vgl. Anna Bijns in Leuv. Bijdr. IV, 273: her noch hot weten; in Belg. Mus. IV, 88: Sotkens voeghen hem by sottinnekens,
Die nauwelijck en weten her of hot.
Vgl. nog ‘van hot noch tot weten’; het nederd. hot un nâk en foire hot, fahre nach rechtsGa naar voetnoot2); de een geit hott un de anner geit hühl; de êne will hott, de anner har; der eine hodder, der andere schwodder; er weiss weder Hott noch Hist; wenn ik will hott, so will sê hüt; enz. (Wander II, 794; Eckart, 218); bij Reuter, 47: hül (rechts) un hott (links); nich hül noch hott weiten; die Hottseite, de linkerzijde (in Zuid-Afrika hotkant, rechterkant); het Hagel. hot en haar zijn, overal zijn (Rutten, 97); Waasch Idiot. 301 b: hut, roep om een peerd rechts te doen afkeeren; Joos, 42: | |
[pagina 372]
| |
dat kind wilt hot (of hut) noch haar, is onwillig; iemand van hot naar her zenden, van 't kastje naar den muur; in Twente: van haar noch tu weten. Zie verder Ndl. Wdb. V, 1427-1428; VI, 1131. |
|