Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend963. Horendrager.Ga naar eind963Zoo werd (wordt?) hij genoemd, wiens vrouw ontrouw is; iemand, die zijn akker door een ander laat ploegen. Artemidorus, een Grieksch schrijver uit de tweede eeuw na Chr., gebruikt reeds de uitdr. iemand horens opzetten in den zin van ontrouw zijn, gezegd van de vrouw tegenover den man, nl. in Lib. II, 11: ὅτι ἡ γυνὴ σοῦ πορνέυσι καὶ τὸ λεγόμενον κέρατα αὐτῷ ποιήσει. Door de Romaansche talen heen schijnt de uitdr. de Germaansche te zijn binnengedrongen; de oorsprong van het gebruik om den bedrogen echtgenoot horens op te zetten of hem een horendrager, vroeger ook een koekoek, te noemen, is tot nu toe onbekendGa naar voetnoot1). Vgl. het fr. mettre, planter des cornes à quelqu'un; décorer le front de quelqu'un; en van den bedrogen echtgenoot: porter la cornette; - des cornes; avoir des cornes, avoir du bois sur la tête; cornard; confrère de la lune; mari dindon; de ital. uitdr. avere le corna; far le corna, porre le corna, cornaro en cornuto; het eng. he wears horns; to horn, hornify, to bestow a pair of horns upon one's husband; to cornute; cornuto (bedrogen echtgenoot), cornutor (de bedrieger); hd. einem Hörner aufsetzen; Hörner tragen; Hörnertrager; ein Geweih tragen. Zie een belangrijk opstel hierover in Taal en Letteren IV, 177-186; 203-216; Ndl. Wdb. VI, 1091; Germania XXIX, 59 vlgg. en Suringar, Erasmus, XLVIII. |
|