961. Hooren en zien vergaan.
Men zegt dit bij een hevig gedruisch, een geweldig leven, waarbij men doof wordt en alles voor de oogen begint te draaien. Vgl. voor de koppeling dezer twee wkw. Lanc. III, 3595: Soo dat hi syn sien verloos ende dat horen; vgl. verder Hooft, Ned. Hist. 319: Dit getier en de duisternis die den vyandt hooren en zien benaamen; Spaan, 16: Het derde (kind) schreeuwt dat je hooren en zien vergaat; Halma, 675: Het is als of mij hooren en zien vergaan, la tête me tourne, je perds le sens; c'est comme si je ne voyois ni n'entendois; C. Wildsch. IV, 25; Harreb. III, 32 b; Ndl. Wdb. VI, 1079; Waasch Idiot. 296: Een gerucht (geroep, geschreeuw) dat hooren en zien vergaat, oorverdoovend; Antw. Idiot. 1770: E lawijt dat hooren en zien vergaat, oorverdoovend. Ook in het fri. zegt men: hearren en sjen forgiet.