't hof, of van de grooten dringen, faire sa cour; Sewel, 338: Zyn hof by de grooten maaken, to make one's court to the great; Weiland: Zijn hof bij iemand maken, zich in iemands gunst dringen. Onze uitdr. is eene vertaling van de Fransche faire la cour, dat in de eerste plaats gezegd werd van een hoveling tegenover den vorst, en waarin cour de bet. had van hulde (hommage presenté au souverain par les personnes de son entourage) en vervolgens ook gebruikt werd van iemand, die zich de gunst wilde verwerven van invloedrijke personen of van eene dame; fr. faire la (ou sa) cour à une femme; hd. jemand den Hof machen oder die Kour schneiden; eng. to pay one's court to a person.